Leeuw

De leeuw is een grote katachtige met een brede kop, een korte snuit en relatief kleine, ronde oren. Hij heeft een kortharige asgrijze of zandgele vacht (maar variërend van okerbruin tot bijna wit) en een donker kwastje aan het puntje van de staart. Over de vacht verspreid liggen vage vlekken, die vooral bij jongere dieren goed te zien zijn. De vlekken vervagen naarmate het dier ouder wordt en zullen meestal uiteindelijk verdwijnen. De meeste mannetjes hebben dichte zwarte, bruine of gele manen met een variërende lengte op de kop, hals en schouders. Bij de nu uitgestorven ondersoorten uit Noord-Afrika en de Kaap liep de maan als een franje over de buik. Het duurt meestal een jaar of zes eer de maan goed ontwikkeld is. Wijfjes zijn kleiner en hebben geen manen.
De staart is tussen de 60 en 100 cm lang en de schouderhoogte is 100 tot 128 cm. Mannetjes zijn groter dan vrouwtjes. Het mannetje heeft een kop-romplengte van 172 tot 250 cm en een lichaamsgewicht van 150 tot 280 kg, het vrouwtje een kop-romplengte van 140 tot 192 cm en een lichaamsgewicht van 100 tot 182 kg. De leeuw lijkt anatomisch sterk op de tijger, hoewel de vacht, leefomgeving en manier van leven anders is.
Een leeuw heeft 26 tanden. Bovenaan heeft hij 6 snijtanden, 2 hoektanden, 2 voorkiezen en 4 kiezen. Onderaan heeft hij 6 snijtanden, 2 hoektanden, 2 voorkiezen en 2 kiezen.

e leeuw is de enige katachtige die een sociale in plaats van een solitaire leefwijze heeft. Hij leeft normaal in groepen met een variërende samenstelling, maar bestaat meestal uit gemiddeld vijf volwassen vrouwtjes (twee tot twintig), een of twee volwassen mannetjes (tot acht) en hun jongen en onvolwassen nakomelingen. Soms bestaat een groep uit meer dan 30 leeuwen. Meestal bewegen de dieren zich los van elkaar of in kleinere groepen. Als dieren uit dezelfde groep elkaar tegenkomen, volgt een ritueel van wrijven, likken en spinnen. Vreemde leeuwen, zowel mannetjes als vrouwtjes, worden meestal weggejaagd. Leeuwinnen blijven hun hele leven bij dezelfde groep, mannetjes meestal niet meer dan drie of vier jaar. Mannetjes die niet bij een groep horen, leven een zwervend bestaan, alleen of met andere mannetjes. Door dit zwervende bestaan worden mannetjes in de regel minder oud dan vrouwtjes.
De groep heeft meestal een vast territorium. In de Serengeti volgen ze echter meestal de grote trekkende kudden gnoes, zebra's en gazellen.

Leeuwen rusten een groot deel van de dag
De leeuw is het grootste deel van de dag inactief. Soms ligt hij tot twintig uur per dag te rusten in de schaduw, en is hij enkel actief om te jagen. De leeuw voedt zich voornamelijk met prooidieren tussen de 50 en 300 kg, maar als deze niet in de buurt zijn gaat hij af op kleinere en grotere dieren, tussen de vijftien en duizend kg. Het zijn vooral de vrouwtjes die jagen; 81% van al het voedsel binnen een groep is gevangen door vrouwtjes. Mannetjes zijn echter ook in staat om een prooi te doden.
De leeuw jaagt alleen, in paartjes of in grotere groepen. Hoe groter de jachtgroep, hoe groter het gevangen dier. Een groep leeuwen jaagt voornamelijk op antilopen, zebra's, kafferbuffels, herten (in India) en andere grote herbivoren. Ze lokken de prooi in een val door deze op te jagen naar een plek waar een aantal andere leeuwinnen klaar staan om de prooi te vangen. De prooi wordt eerst beslopen, waarna het dier met een snelle sprint aanvalt. Bij de aanval kan de leeuw snelheden bereiken van 60 km/u. Grotere prooidieren worden gewurgd, terwijl kleinere dieren worden gedood door te bijten in de kop, nek of borst.

Leeuwin met een buffel
Als een grote prooi gevangen is, wordt de hiërarchie binnen een leeuwengroep zichtbaar. De volwassen mannetjes mogen eerst eten. Als hij is uitgegeten mogen de leeuwinnen en de welpen de resten. Een leeuw eet ook aas en steelt soms voedsel van andere dieren, als hyena's, luipaarden en jachtluipaarden. De leeuw valt normaal gesproken geen mensen aan. Zieke of gewonde dieren nemen genoegen met vrij kleine prooidieren, als ratten, hagedissen, vissen of zelfs noten.
Als de leider(s) van een groep wordt uitgedaagd door een of meerdere rondzwervend mannetjes, gaat hij het gevecht aan om de leider te blijven. Soms gebeurt dit ook door mannelijke welpen die groot zijn geworden. Dominante leeuwen en uitdagers zijn meestal tussen de vijf en tien jaar oud. De verliezer moet de groep verlaten en de winnaar wordt of blijft de leider. Als er een nieuwe leider is, zal deze eerst alle welpen die op dat moment leven, doden. Zo zorgt hij ervoor dat de vrouwtjes weer vruchtbaar worden (vrouwtjes zijn vruchtbaar zolang ze geen jongen hebben) en kan hij zich voortplanten.
Er is geen vaste paartijd. Het komt wel geregeld voor dat leeuwinnen binnen een groep gelijktijdig in oestrus raken, waardoor meestal meerdere jongen tegelijkertijd worden geboren. Vrouwtjes zogen ook de welpen van andere vrouwtjes. De sterfte onder welpen is vrij groot, mede doordat nieuwe mannetjes welpen doden en doordat zwakkere welpen meestal aan hun lot worden overgelaten.
Na een draagtijd van honderd dagen worden twee tot zes jongen geboren op een schuilplaats tussen lang gras, in dicht struikgewas of tussen rotsen. De welpen zijn bij de geboorte blind: de ogen gaan na drie tot elf dagen open. Na een maand gaan ze zich meer bewegen en na twee maanden vergezellen ze volwassen dieren tijdens de jacht. De zoogtijd duurt ongeveer acht maanden. Na 18 maanden zijn ze onafhankelijk en na vijf jaar volgroeid.
De leeuw heeft een luide brul. De brul van het mannetje is luider dan die van het vrouwtje. Vooral 's nachts laten ze een luide brul horen, die soms tot op een afstand van acht km te horen is. Met de brul houdt de leeuw contact met andere groepsgenoten: hij geeft zijn aanwezigheid en positie aan, en mogelijk ook zijn status binnen de groep.
Een leeuw wordt in het wild ongeveer 10 tot 14 jaar oud, in gevangenschap kan een leeuw zelfs ouder dan 20 jaar worden.

Giraffe

Over de indeling in soorten bestaat geen consensus onder dierkundigen. Er zijn onderzoekers die vasthouden aan slechts één soort Giraffa camelopardalis, verdeeld in zes ondersoorten.[1] Er zijn ook onderzoekers die vier soorten (C. giraffe, G. tippelskirchi, G. reticulata en G. camelopardalis) onderscheiden waarbij twee soorten verder worden ingedeeld in twee respectievelijk drie ondersoorten.[2] De literatuur over de diverse soorten, ondersoorten of rassen giraffen levert dus een verwarrend beeld. Volgens de specialisten van de IUCN in 2016 is verder DNA-onderzoek vereist voor een indeling waarover consensus mogelijk is. In navolging van Wilson & Reeder onderscheidt ook de IUCN maar een soort, met echter tien (en niet zes) ondersoorten. In afwachting van beter onderzoek waarop een indeling in soorten en ondersoorten kan worden gebaseerd, kent de IUCN aan de afzonderlijke ondersoorten geen speciale Rode Lijst status toe. De groep als geheel heeft de status kwetsbaar.[3]

De vacht van een giraffe is een opvallend kenmerk. De vacht heeft onregelmatige, donkere vlekken die oranje, kastanjebruin, bruin of bijna zwart zijn. Ze worden gescheiden door licht haar (meestal wit of crème van kleur). De huid onder de donkere gebieden, met name de vlekken, kan als venster dienen voor thermoregulatie, waarbij het ook een geschikte locatie is voor bloedvaten en grote zweetklieren. De huid van de giraffe is meestal grijzig. De huid is ook dik en stelt hen in staat om door een doornstruik te rennen zonder enige verwondingen op te lopen. De vacht kan ook dienen als een chemische verdediging, omdat het vol zit met parasiet- en insectenwerende middelen die het dier een karakteristieke geur geven. Er zijn ten minste elf belangrijke aromatische stoffen in de vacht, maar indool en skatool zijn verantwoordelijk voor de meeste geur. Omdat de mannetjes een sterkere geur hebben dan de vrouwtjes, bestaat het vermoeden dat het ook een seksuele functie heeft.
De vlekken van een giraffe kleuren donkerder naarmate een giraffe ouder wordt. De vlekken op de vacht bij mannetjes beginnen voor het eerst te veranderen van kleur tussen de leeftijd van zeven en acht jaar. Het verkleuren van de vlekken duurt zo'n 2 jaar. Wanneer een giraffe ongeveer tien is, zijn z'n vlekken volledig zwart. De vlekken bij een vrouwtje zijn altijd iets lichter dan de vlekken bij een mannetje. Hiermee kunnen wetenschappers de leeftijd van een giraffe inschatten. Het is nog niet helemaal bekend hoe de verkleuring van de vlekken plaatsvindt, maar er bestaat een vermoeden dat dit gebeurt doordat bij een giraffe in de puberteit het testosterongehalte verandert.[4]
Langs de nek lopen manen van korte, rechtopstaande haren. De staart van een giraffe is dun en ongeveer 1 meter lang. Hij eindigt in een lang donker plukje haar en wordt gebruikt als bescherming tegen insecten.

nijlpaard

Het nijlpaard heeft een groot, rond lichaam, korte poten en een grote kop met een brede snuit. De staart is kort en dik. Ze hebben geen vacht, slechts enkele borstelharen op de staart en het gezicht. De zachte, glimmende huid is paars-grijs of blauwig zwart. De onderzijde, oren en bek zijn meer bruinachtig roze. In de huid zitten klieren die een viskeuze stof afscheiden die aan de oppervlakte een rode kleur krijgt door polymerisatie.[3] Deze afscheiding dient onder andere als zonnebrandcrème, ontsmettingsmiddel en parfum. De ogen, oren en neusgaten zijn hoog op de kop geplaatst, waardoor ze boven water blijven terwijl de rest van het lichaam onder water is. De snijtanden zijn zeer groot en dienen voornamelijk om te vechten. Bij mannetjes zijn de hoek- en snijtanden groter dan bij vrouwtjes. De tanden kunnen een lengte krijgen tot 50 cm. De tanden blijven scherp doordat de tanden van de onderkaak en bovenkaak tegen elkaar aan schuren.
Het nijlpaard heeft een kop-romplengte van 280 tot 350 centimeter en een schouderhoogte van 130 tot 165 centimeter. De staart is 35 tot 50 centimeter lang. Mannetjes zijn groter dan vrouwtjes. Vrouwtjes wegen over het algemeen 510 tot 2500 kilogram, mannetjes 650 tot 3200. De mannetjes blijven veelal hun hele leven groeien.
Nijlpaarden worden in gevangenschap circa 50 jaar oud en in het wild zo'n 40 jaar. De hoogste geregistreerde leeftijd van een nijlpaard in gevangenschap is 65 jaar.[4]

Nijlpaarden leven in en om het water, in rivieren, plassen, meren en moerassen in een groot deel van Afrika. Ze komen oorspronkelijk in ieder gebied voor waar voldoende water is om in te baden en gras om van te grazen. In bergen kunnen ze tot op 2000 meter hoogte worden gevonden.
Nijlpaarden zijn een belangrijk onderdeel van hun ecosysteem. Er zijn meren die zonder nijlpaarden zo goed als levenloos zouden zijn, bijvoorbeeld doordat ze uit vrijwel steriel bronwater voortspruiten, maar door de bemesting door dit dier een hele levensgemeenschap ondersteunen.

Overdag verblijft het nijlpaard in het water, zodat het beschermd is tegen oververhitting, uitdroging en zonnebrand. 's Nachts verlaat het het water om te grazen. Het nijlpaard graast bij voorkeur solitair op korte grasvelden. Het heeft meestal vaste paden van het water naar de graasweide. Op een nacht kan een nijlpaard acht tot tien kilometer afleggen om bij de graasplekken te komen. In uitzonderlijke situaties is het tot 30 kilometer van het water te vinden. Het nijlpaard graast met de grote, stevige leerachtige lippen, niet met de tanden. Gras vormt het voornaamste voedsel: in een nacht kan het tot zestig kilogram aan gras eten. Tevens zijn er verschillende observaties bekend van nijlpaarden die zich tegoed doen aan rottende karkassen en sommigen hadden het zelfs gemunt op levende prooien. Enkele keren werd kannibalisme vastgesteld.[5][6]
Het nijlpaard leeft in losse kudden van twee tot vijftig dieren. In het droge seizoen, wanneer veel poelen droogvallen, kunnen deze kudden zich samenvoegen in permanente wateren tot grote kudden van meer dan tweehonderd dieren. Binnen de kudde heerst een strikte hiërarchie. De oudste mannetjes, die meestal ook het grootst en sterkst zijn, zijn dominant. De dominante mannetjes hebben een territorium, dat zowel delen van het land als het water kan beslaan. Binnen hun territorium hebben ze het recht om te paren. Onderdanige mannetjes worden getolereerd in dit territorium. Mannetjes dagen elkaar uit tot een gevecht door te gapen. Tijdens het gevecht slaan de dieren met de onderkaken tegen elkaar aan.
Als het nijlpaard onder water gaat sluit het de neusgaten en oren af. Zodra het weer boven komt blaast het eerst de resterende lucht met kracht uit zijn longen om zo te voorkomen dat het water in de neusgaten krijgt. Een volwassen nijlpaard kan makkelijk 5 minuten onder water blijven en er zijn metingen van bijna 15 minuten. Gemiddeld blijft het echter nog geen twee minuten onder water. Nijlpaarden slapen meestal ook onder water. Al slapend komen ze boven om adem te halen, iets wat net zo automatisch gebeurt als het ademhalen zelf. Nijlpaarden bewegen zich al lopend over de bodem van het meer of de rivier voort. Een vergelijking met het voortbewegen van een astronaut op de maan is hiermee snel gemaakt.
Een volwassen nijlpaard kan niet zwemmen. Om onder water toch vooruit te komen zet hij zich af tegen de grond. Een jong exemplaar kan met behulp van zijn achterpoten wel normaal zwemmen, maar meestal verkiest het, net als de volwassen nijlpaarden, om over de bodem te lopen.

Zebra

Elke zebra heeft een uniek strepenpatroon. Er is bovendien een sterk verschil van het uiterlijk van de strepen bij de verschillende soorten. Bij de steppezebra of de gewone zebra (Equus burchellii of Equus quagga) lopen de strepen door op de buik, bij de andere soorten is de buik wit. Over het waarom van het streepjespatroon bestaat discussie. Enkelen denken dat de strepen dienen als camouflage. Deze overtuiging stuit op heel wat weerwerk, bedenkend dat de grassen op de savanne noch wit, noch zwart zijn. Anderen menen dat het streepjespatroon verwarrend werkt voor de leeuw, de grootste vijand van de zebra. Doordat de leeuw kleurenblind is zouden de dansende streepjes hem kunnen verwarren. Andere wetenschappers zien er een afweermechanisme in tegen bijtende vliegen[1] zoals de tseetseevlieg, of een louter sociaal herkenningssymbool.
De strepen lopen bij alle soorten verticaal. Behalve rond de poten, waar ze horizontaal lopen. Het zebrapad werd genoemd naar deze dieren.
In het westen dacht men aanvankelijk dat zebra's witte dieren waren met zwarte strepen, aangezien de dieren een witte buik hadden. Mensen waren toen gewend het antwoord af te laten hangen van de eigen huidskleur. Embryologisch onderzoek toonde echter het omgekeerde aan: zebra's zijn zwarte dieren met witte strepen. De huid van een zebra is dus zwart - ook onder de witte strepen. Gekleurde huidcellen produceren een pigment dat de haren zwart kleurt; witte strepen zijn gebieden waar pigmentatie ontbreekt.
Zintuigen[bewerken]

Closeup van een zebra
Zebra's kunnen ongelooflijk goed zien[bron?]. Men gelooft dat ze kleuren kunnen zien (waarnemen). Zoals bij de meeste herbivoren staan de ogen aan de zijkant van het hoofd, waardoor ze een breed gezichtsveld hebben en predatoren, zoals de luipaard, de gevlekte hyena, de leeuw en de Afrikaanse wilde hond, makkelijker kunnen opsporen. Bovendien kunnen zebra's ook in de nacht zien, al is dit kenmerk niet zo uitgebreid als bij zijn predatoren. Zebra's kunnen ook zeer goed horen en de oren zijn relatief groter en ronder dan die van een paard. Zoals de meeste evenhoevigen, kunnen zebra's hun oorschelpen naar bijna elke richting draaien, om zo veel mogelijk geluiden te kunnen opvangen. In vergelijking met hun gehoor en hun zicht, zijn de smaakzin en de reukzin minder goed ontwikkeld.

Twee zebra's met zonsondergang
Ecologie[bewerken]
Zoals de meeste paarden zijn zebra's sociale dieren. Berg- en steppezebra's leven in kleinere groepen, zogenaamde harems, die bestaan uit een mannetje met enkele wijfjes en hun jongen. Vrijgezelle mannetjes leven ook in groepjes. Anders dan de andere soorten, hebben grévyzebra's niet zo'n sociale relatie. Een groep blijft langer bijeen dan enkele maanden. Volwassen mannetjes leven alleen, maar de jonge vrijgezellen leven ook hier in groepjes.
Zebra's slapen staand en slapen alleen als er buren in de buurt zijn om hen voor predatoren te waarschuwen. Deze predatoren zijn voornamelijk de luipaard, de gevlekte hyena, de leeuw en de Afrikaanse wilde hond, maar af en toe ook jachtluipaarden (veulens). Leeuwen en zebra's houden elkaars populatiedichtheid in evenwicht: doordat de leeuwen de oudere en zwakkere eerst doden ontstaat een gezondere en sterke groep dieren.

Hyena

Hyena's (Hyaenidae) zijn een familie van middelgrote roofdieren die voorkomen in Afrika en Azië. Hoewel hyena's eruitzien als grote honden, vormen ze een aparte biologische familie die waarschijnlijk het meest verwant is aan de andere families van de onderorde Feliformia: katachtigen (Felidae), civetkatachtigen (Viverridae), de pardelroller (Nandiniidae), Madagaskarcivetkatten (Eupleridae) en mangoesten (Herpestidae).
In vroegere tijden kwamen grote hyena's voor over grote delen van Europa en Azië, maar ze zijn sterk in aantal en habitat teruggelopen. Er zijn slechts vier soorten overgebleven, de gevlekte hyena, de bruine hyena, de gestreepte hyena en de aardwolf die hoort tot de subfamilie Protelinae.
In het huidige Afrika worden hyena's in verband gebracht met toverij. De Zoeloes onder Shaka Zoeloe vreesden de vermeende macht van de hyena's.
Vrouwelijke hyena's hebben een grote clitoris die op een penis lijkt. Daarom kan op dit aspect geen onderscheid gemaakt worden tussen mannetjes en vrouwtjes. Vrouwelijke hyena's hebben een grotere lichaamsbouw dan mannelijke hyena's.

Hyena's zijn voornamelijk aaseters. Als er geen aas is jagen ze zelf.
Indeling[bewerken]
Tegenwoordig leven er nog twee onderfamilies: de aardwolven (Protelinae) die alleen de aardwolf (Proteles cristatus) omvat, en de echte hyena's (Hyaeninae), die drie geslachten met elk maar één soort omvat: de bruine hyena (Parahyaena brunnea), de gevlekte hyena (Crocuta crocuta) en de gestreepte hyena (Hyaena hyaena).
Geschiedenis[bewerken]
Hyena's ontwikkelden zich in het Vroeg-Mioceen. Er zijn zeventien uitgestorven geslachten bekend, waarvan de meeste in de hele Oude Wereld (Europa, Afrika en Azië) voorkwamen en Pachycrocuta de grootste was. De enige uitzondering vormt het geslacht Chasmaporthetes, dat Noord-Amerika wist te bereiken en leefde van het Vroeg-Plioceen tot het Vroeg-Pleistoceen. Dat hyena's zich daar niet blijvend wisten te vestigen, wordt wel verklaard uit het feit dat er in die tijd veel inheemse hondachtigen voorkwamen, waarmee de hyena's niet konden concurreren.