
hond
De hond is een roofdier uit de familie van de hondachtigen, en een gedomestificeerde ondersoort van de wolf. De wetenschappelijke naam ervan werd in 1758 als Canis familiaris gepubliceerd door Carl Linnaeus.[1] De hond komt op alle continenten voor, meestal in gezelschap van de mens. Al sinds duizenden jaren wordt de hond door mensen gebruikt, bijvoorbeeld bij de jacht, als herdershond, trekdier, politiehond of hulphond, maar vaker als gezelschapsdier. Het houden van honden is niet zonder risico: er zijn in Nederland jaarlijks 150.000 bijtincidenten en wereldwijd sterven naar schatting meer dan 50.000 mensen per jaar na een hondenbeet.Volgens genetisch onderzoek (1997) zijn er op grond van verschillen in het mitochondriaal DNA vier verschillende groepen hondenrassen te onderscheiden, die mogelijk het resultaat zijn van vier verschillende domesticaties.[2]
Wel is duidelijk dat de hond afstamt van de wolf (Canis lupus) en niet van de coyote, de jakhals of een andere hondachtige: de verschillen van hond en wolf met al deze soorten zijn veel groter dan die tussen hond en wolf onderling. De grijze wolf komt, althans kwam, over een groot verspreidingsgebied voor in Noord-Amerika, Europa en Azië. Het is op grond van de genetische analyse niet duidelijk of de hond nog van een specifieke ondersoort van de wolf afstamt, zoals de Perzische wolf (C. lupus pallipes), omdat die bij de gebruikte methode genetisch niet te onderscheiden was van de andere typen wolven.
Groep een van de vier door Vila onderscheiden categorieën is weer in verschillende takken onder te verdelen, waarvan een zuidoostelijke tak onder andere de Australische dingo bevat, een primitieve hond die ook in het wild leeft en zich van de meeste gedomesticeerde honden onder meer onderscheidt door een jaarlijkse voortplantingscyclus.
Genetisch onderzoek naar verschillen in het mitochondriale DNA van de hond toont een nagenoeg identieke (0,2% verschil) basenvolgorde met die van de grijze wolf, wijzend op een directe afstamming in het (evolutionair gezien) recente verleden. Het verschil tussen wolven en coyotes was met 4% veel groter.[2][3] Een hond kan met goede verzorging 15 jaar oud worden. Rashonden worden vaak gemiddeld iets minder oud dan bastaards. Ook zeer grote rassen leven gemiddeld wat korter
konijn

Het konijn (Oryctolagus cuniculus) is een zoogdier uit de familie der hazen en konijnen (Leporidae). Het is de enige soort uit het geslacht Oryctolagus. Het konijn wordt veelvuldig gehouden als huisdier
De grootte van het wilde konijn zit tussen die van de echte hazen en de fluithazen in met een lengte van 35 tot 50 cm.[5] De precieze lengte is afhankelijk van het ras. De achterpoten van het konijn zijn relatief veel korter dan die van de hazen, maar langer dan die van de fluithazen. De buik is veel lichter van kleur dan de rug, vaak wit. Ook de onderzijde van de staart en de poten is wit.
Konijnen behoren niet tot de knaagdieren, al wordt dit vaak gedacht. Knaagdieren beschikken in het bovenste deel van het gebit over maar twee snijtanden, terwijl haasachtigen er vier hebben, waarvan de twee stifttanden achter de bovenste snijtanden staan. Het konijn leeft alleen van plantaardig voedsel. Ook eet het zijn eigen keutels op (coprofagie).
Een voedster of moer is een vrouwelijk konijn. Deze is naast een verschil in geslachtsorganen van het mannelijk konijn te onderscheiden omdat haar lijf langer is en de kop minder grof. Bij een jong konijn is dit onderscheid moeilijker te zien. De voedster van het tamme konijn is over het algemeen rustiger dan de rammelaar, behalve wanneer ze drachtig is; dan kan ze behoorlijk uitvallen en fel bijten. Na de bevalling als ze net jongen hebben gekregen zijn ze zeer beschermend en soms agressief. De rammelaar of ram is een mannelijk konijn. Deze is temperamentvoller dan de voedster. De rammelaar is meestal dikker en zwaarder en heeft een bredere kop. Het jong van een konijn heet een lamprei of kitten.
Konijnen zijn van huis uit groepsdieren, echter is het niet verstandig om meer dan twee dieren in een ren te houden. Konijnen kunnen rivaliserend gedrag gaan vertonen in kleinere ruimtes, wat uit kan lopen op hevige gevechten. Dit is niet per definitie zo, maar meestal wordt aangeraden om twee konijnen te houden. Als je aan twee dieren wilt beginnen is de beste combinatie een gecastreerd mannetje met een gesteriliseerd vrouwtje. Konijnen kunnen ook op latere leeftijd aan elkaar gekoppeld worden. Dit vraagt wel om een nauwkeurige aanpak. De (eventueel. gesteriliseerde) voedster en het gecastreerde mannetje moeten elkaar eerst leren kennen in een neutrale ruimte (voor geen van de konijnen bekend). Daarna vraagt het een regelmaat van koppelen, splitsen, hokken aan elkaar schuiven en observeren. U moet vooral geduld hebben. Een vierdaagse koppeling werkt in de praktijk zeer goed. In de diverse dierenopvangcentra waar ook knaagdieren worden gehuisvest zijn ze vaak op de hoogte van het karakter van een konijn en de regels omtrent koppelen.
Redenen om een voedster (al is de ram gecastreerd) toch te laten steriliseren:
Tegen die tijd dat een voedster 4-5 jaar is heeft zij - mede afhankelijk van het ras - een kans van 50-80% om te sterven aan baarmoeder(hals)kanker. Het bakerpraatje dat dit niet zo zou zijn als zij een nest heeft gehad moet krachtig uit de wereld geholpen worden. Aantasting van de baarmoeder door kanker en ontstekingen is helaas zeer veelvoorkomend. Dring er dan ook op aan dat bij sterilisatie óók de baarmoeder (al is het maar deels) wordt verwijderd - want dit is niet altijd standaard het geval.
Konijnen kunnen zowel binnen als buiten leven in een hok. Konijnen kunnen goed tegen kou maar niet tegen tocht, nattigheid en felle zon. Ze hoeven dan ook niet tijdens een vorstperiode in een schuur gezet, tot −15 graden Celsius kunnen ze prima leven. Wel hebben konijnen een warm tochtvrij hok nodig met voldoende stro. Konijnen kunnen ook makkelijk binnen leven. De dieren zijn erg schoon en verspreiden geen nare luchtjes, zolang je de kooi maar op tijd schoonmaakt. Omdat konijnen veel lichaamsbeweging nodig hebben moet je ze regelmatig los laten lopen in een grote (buiten)ren of in de kamer, zolang de dieren niet bij giftige planten en elektrische bedrading kunnen komen. Bedrading kan worden weggewerkt in plinten en goten.
Konijnen zijn uitzonderlijk zindelijke dieren. Het is overbodig om ze in bad te doen. Soms, bij warm weer, zal het konijn bevuild stro opgraven om zich te koelen. Hierdoor ontstaan plekken in de vacht die moeilijk te verwijderen zijn. Een wasbeurt kan helpen, maar meestal verliest het konijn de plekken pas tijdens de rui. Kuis het hok dus op tijd uit. Je moet je konijn iedere week even borstelen. Dit is goed voor de bloedsomloop van het konijn en de oude haren worden verwijderd. De tanden van het konijn groeien altijd door en ze moeten dus af kunnen slijten. Het beste is veel hooi en takken (zoals de splintervrije wilgentakken) waarop ze kunnen knagen. Te lange tanden hinderen het konijn bij het eten. Ook bij een goede voeding komt het voor dat de tanden door een verkeerde stand te lang worden en doorgroeien, deze moeten dan door de dierenarts worden geknipt of geslepen.[10] De nagels van het konijn moet je elke twee à drie maanden knippen.
Het beste is om kleine stukjes van zo veel mogelijk verschillende groenten tegelijk te geven, in plaats van veel van één soort groente. De wilde konijnen in de natuur eten ook heel gevarieerd en eten overal een klein beetje van. Voorbeelden van goede groenten om te geven zijn: andijvie, veldsla, broccoli, venkel, bleekselderij, knolselderij, koolrabi, wortelen en wortelloof, het loof van radijsjes, blaadjes witlof, paksoi, waterkers, aangevuld met een takje peterselie of selderij. Geef konijnen steeds genoeg vezels. Vul korrels of groenvoer steeds aan met hooi of gras. Zonder vezels riskeert het konijn diarree of dikkebuikenziekte.
Er zijn in de natuur nog veel meer kruiden en planten die goed zijn voor konijnen, als weegbree, wilde achillea, herderstasje, boerenwormkruid, absintalsem, de bloemen en het blad van de paardenbloem, dovenetel etc. De jonge toppen van de brandnetel zijn zeer gezond, maar ze moeten wel eerst een dag liggen om de "brand" eruit te laten gaan.
Opletten met: prei, ui, bieslook, bonen, erwten, maïs, vaste kool, spruitjes. Te veel klaver geeft ook problemen, net zoals veel nat gras. Afgemaaid gras mag nooit gegeven worden, geplukt of geknipt lang gras wel. Met koolsoorten en sla en witlof moet je voorzichtig zijn, omdat een konijn daar heel snel gasvorming van krijgt, wat ook weer dodelijk kan zijn. Het is beter om van de koolsoorten een beetje bloemkool en 's winters boerenkool te geven.

hamster
Er zijn vijf soorten hamsters die als huisdier worden gehouden. Ten eerste is er de wat grotere goudhamster (Mesocricetus auratus). De naam goudhamster stamt uit de tijd dat ze slechts in de oorspronkelijke gouden wildkleur voorkwamen. Tegenwoordig bestaan er veel kleurvarianten, waardoor de term Syrische hamster gepaster is. Verder zijn er vier dwerghamstersoorten: de Russische of Siberische dwerghamster (Phodopus sungorus sungorus), de Campbelli dwerghamster (Phodopus sungorus campbelli), de Roborovski dwerghamster (Phodopus roborovskii) en de Chinese dwerghamster (Cricetulus griseus). Laatstgenoemde is een beetje een vreemde eend in de bijt, aangezien deze tot de familie van de ratachtige hamsters behoort. In dierenwinkels treft men voornamelijk Syrische hamsters en Russische dwerghamsters aan, maar Campbelli en Roborovski-dwerghamsters winnen aan populariteit. Dwerghamsters zijn zo groot als een fikse muis, erg rond gebouwd, met korte, nauwelijks waarneembare staartjes (met uitzondering van de Chinese dwerghamster, die een duidelijk waarneembaar staartje heeft van ongeveer een centimeter) en meestal gemakkelijk te hanteren. Ze leven vooral op steppen, maar ook op landbouwgrond, met name op leemgronden. Een hamster wordt gemiddeld maar anderhalf tot twee jaar oud. In uitzonderlijke gevallen kunnen hamsters echter leeftijden van vier jaar of ouder bereiken.
De meeste hamsters zijn solitaire dieren. Syrische hamsters en Chinese dwerghamsters zijn solitair, dus ook in gevangenschap moeten ze absoluut alleen in een kooi gehouden worden. Meerdere dieren in één kooi leidt tot conflicten met ernstige gevolgen, namelijk de dood van één van beide hamsters. Roborovskidwerghamsters zijn wel groepsdieren en kunnen ook in gevangenschap met meerdere bij elkaar gehouden worden. Toch zijn niet alle Roborovskihamsters gesteld op gezelschap en kan het voorkomen dat ook bij deze soort de hamsters afzonderlijk gehouden moeten worden. Russische dwerghamsters en Campbelli dwerghamsters zitten qua gedrag tussen de solitaire en groepsgebonden hamsters in. Soms verdragen ze gezelschap, soms niet. Voor de veiligheid is het aangewezen ze daarom apart te houden. Verschillende soorten kunnen onderling niet samenleven en zullen elkaar proberen uit te moorden.
Het onderscheiden van hamsters is niet eenvoudig, waardoor verwarring van de geslachten makkelijk optreedt in bijvoorbeeld dierenwinkels. Hamsters geven weinig geur af en in gevangenschap is het aangewezen de kooi wekelijks schoon te maken. Vrouwelijke Syrische hamsters kunnen een wat sterkere geur afscheiden als ze in hun vruchtbare periode zitten, eens in de vier dagen.
Hamsters eten vooral zaden en andere plantaardige voedingsstoffen, maar ook dierlijke eiwitten zijn zeer belangrijk aangezien ze in de natuur ook insecten eten. In de dierenwinkel is hamstervoer verkrijgbaar, maar let daarbij op het eiwitgehalte. 15 à 20%, bij voorkeur 20%, is ideaal. Ze eten meer bepaald het volgende: pindanoten (deze zijn erg vet), zonnebloempitten, af en toe verse sla, bonen, erwten, krenten, fruit, noten en ze lusten ook droog brood. Maar het blijft belangrijk om het hoofdvoedsel te geven en niet alleen de vorige opgenoemde zaken. Coprofagie, het eten van eigen ontlasting, komt ook voor bij deze knaagdieren en dient om voedingsstoffen op te nemen die door de microbiële organismen in de dikke darm zijn gemaakt.
In de natuur worden hamsters vaak door uilen en vossen opgegeten. Hamsters zijn nachtdieren en brengen de dag grotendeels slapend door in een holletje of nestje dat ze in hun kooi van krantensnippers, wc-papier, hooi of houtvezel zullen proberen te bouwen, vaak gevoerd met haar. Er zijn ook watten van puur katoen te koop. Deze zijn verteerbaar, maar het is aan te raden ander nestmateriaal aan te schaffen, omdat hamsters hier vaak in stikken. Hou er rekening mee dat als je een slapende hamster overdag wakker maakt dit een negatieve invloed heeft op de levensduur en het gedrag van het dier.
Hamsters hebben genoeg lichaamsbeweging nodig. Hierin kan worden voorzien door een veilig loopwiel. Een veilig loopwiel is aan één zijkant gesloten. Aan deze zijde bevindt zich het draaipunt van het wiel, waarmee het wiel bevestigd is aan de kooi of aan een steun. De andere zijde van een veilig loopwiel is geheel open en kent geen draaipunt. Een onveilig loopwiel heeft aan beide zijden een draaipunt en een spaak. Als een hamster tijdens het hardlopen in een onveilige wiel naar opzij beweegt, krijgt hij een klap van de spaak, soms met de dood tot gevolg. Het loopoppervlak mag geen spijlen bevatten, maar moet dicht zijn. Dit om te voorkomen dat de hamster uitglijdt en hierdoor klem komt te zitten tussen de spijlen.
Het begrip hamsteren is waarschijnlijk ontstaan doordat hamsters voorraadjes aanleggen, vaak zelfs al gedurende het eten in hun wangzakken. Dat voedsel brengen ze dan naar hun slaapplaats, waar ze het begraven en later opeten. Door te wachten met hun eten te vernieuwen totdat ze alles op hebben, kan voorkomen worden dat ze gaan hamsteren. Anders eten ze al het lekkere er eerst uit en gaan dan de stukjes voer die ze niet lusten "verstoppen"
kat

De kat of huiskat (Felis silvestris catus) is een van de oudste huisdieren van de mens. De gedomesticeerde kat behoort tot de familie der katachtigen (Felidae). Ook het woord poes is gangbaar, soms meer specifiek in het geval van een vrouwelijke kat. Een mannelijke kat is een kater, en een jong katje een kitten
De levensduur van huiskatten komt ongeveer overeen met die van de andere katachtigen. Na tien jaar kan een kat als bejaard worden beschouwd. Katten sterven gemiddeld na veertien tot zestien jaar. De oudste Nederlandse kat werd 28 jaar oud.[2] De oudste kat ter wereld werd 38 jaar en 1 dag oud. In het algemeen zijn leeftijden moeilijk te controleren, omdat katten geen geboortebewijs hebben. Raskatten hebben dit wel, maar worden gemiddeld minder oud, ongeveer 10-13 jaar. Dit komt door aangeboren ziekten die bij raskatten vaker voorkomen ten gevolge van een hoge inteeltcoëfficiënt. Een soortgelijk beeld ziet men overigens ook bij rashonden.[3]
De meeste katten hebben een goed gezichtsvermogen en kunnen goed in het donker zien, doordat zij meer staafjes dan kegeltjes in hun ogen hebben. Hierdoor kunnen ze goed waarnemen in de schemer, maar bij volkomen duisternis zien ze niets. Hun vermogen kleuren te onderscheiden is daarentegen zwak, maar katten zijn niet kleurenblind.[4] Op de achterwand van het oog bevindt zich reflecterend weefsel (het tapetum lucidum), waardoor de ogen van een kat fonkelen in het donker. Het gezichtsveld van een kat bedraagt 285°, versus een mens 210°.[4] De irissen hebben een verticale spleet als vorm. Elk oog wordt beschermd door een derde ooglid, ook wel knipvlies genoemd.
Katten kunnen uitstekend horen en zijn in staat frequenties tot 64 kHz waar te nemen. Ter vergelijking: een gemiddeld mens hoort frequenties tot 20 kHz. De oren kunnen 180° draaien. Hierdoor kunnen geluiden goed gelokaliseerd worden.
De snorharen hebben een functie bij het instinctief doorbijten van de ruggengraat van de prooi. Katten zien op korte afstand niet scherp en vertrouwen daarom op hun uiterst gevoelige snorharen en de lange haren boven de ogen wanneer zij een prooi hanteren. Katten zonder snorharen kunnen de "coup de grâce" (het doden van de prooi) moeilijk uitvoeren. Katten hebben ook snorharen achter op hun voorpoten[5].
De haren in de vacht zijn afzonderlijk verbonden met een mechanoreceptor. Hierdoor kan informatie over de omgeving naar de hersenen worden gestuurd. De meeste katten vinden het daardoor ook prettig om aangehaald en geaaid te worden.[4]
Een kattenneus bevat ongeveer 20 miljoen geurcellen, vier keer zo veel als bij een mens. De neus is vooral afgestemd op stikstof, omdat deze stof zich in rottend voedsel bevindt. Hierdoor is de kat ook goed in staat om voedsel te beoordelen op eetbaarheid.[4] Katten zijn van nature geen aaseters. Het reukvermogen van katten is niet zo goed ontwikkeld als dat van honden.
Een kat heeft ongeveer 500 smaakpapillen, terwijl een mens er ruim 9000 heeft.[4] Katten laten zich dan ook voornamelijk leiden door geuren. Katten kunnen zout, zuur en bitter van elkaar onderscheiden, maar hebben geen voorkeur voor zoet.[6]
Jagen
Katten zijn erg beweeglijk: ze kunnen snel korte afstanden afleggen en het zijn goede klimmers. In tegenstelling tot honden, hebben katten een beperkt uithoudingsvermogen. Katten houden meestal niet van water, maar kunnen wel goed zwemmen. Ze jagen op hun prooi door ze geruisloos te besluipen. Als de kat dicht genoeg genaderd is, bespringt hij de prooi en vangt hij het dier met zijn scherpe tanden en klauwen. De neiging om langdurig met de gewonde prooi te spelen wordt bij alle katachtigen waargenomen, ook bij de gedomesticeerde kat. Het is een middel om de prooi onschadelijk te maken zonder zelf verwondingen op te lopen als deze zich door bijten verdedigt.
Rusten
Naast het jagen kunnen katten ook erg luieren. Ze houden ervan om lekker in de zon te zitten of op een warme ondergrond te gaan slapen. Dit is ook nodig, omdat die tijd de kat de mogelijkheid geeft om de relatief grote en voedzame prooi te verteren. De gemiddelde kat slaapt of luiert per dag 16 tot 18 uur.[bron?]
Hygiëne
Kat die zichzelf wast
Net als leeuwen en tijgers likken ze zichzelf schoon met hun tong; vaak doen ze dit voor het slapen gaan, of na het wakker worden. De instinctieve verzorging van de vacht met tanden, speeksel met enzymen en vet uit een klier boven de staart vergt ongeveer twee uur per dag. Hierdoor slikt de kat veel losse haren in. Deze verlaten gewoonlijk via het darmkanaal het lichaam. Als de kat echter te veel haren in korte tijd binnenkrijgt, kan er een haarbal ontstaan die wordt uitgebraakt.[4] Langharige katten hebben overigens meer last van haarballen dan kortharige. Als een kat vergeefse pogingen doet om een haarbal uit te braken, kan er sprake zijn van verstopping. Dit kan levensbedreigend zijn.
Sociaal gedrag
Winston Churchill en Blackie op HMS Prince of Wales. Blackie was de mascotte van het oorlogsschip. 1941.
De gedomesticeerde kat is een sociaal flexibele soort.[7] In een omgeving met verspreide voedselbronnen en lage populatiedichtheid leven katten solitair of in kleine groepjes van nauw verwante vrouwtjes. De grotere, niet-overlappende territoria van katers beslaan twee of meer van de kleinere territoria van de vrouwtjes.[8][9][10][11][12][13][14] In een stedelijke omgeving of bij boerderijen zijn de voedselbronnen meer gecentraliseerd, wat leidt tot het vormen van groepen met een hoge dichtheid bestaande uit meerdere mannetjes en meerdere vrouwtjes met kleinere, overlappende home-ranges en een promiscue paarsysteem.[7][13][14][15][16][17][18][19] Afhankelijk van de beschikbaarheid van voedselbronnen, zijn katten dus solitaire of sociale dieren. Indien ze de mogelijkheid hebben, zullen vrouwtjes familiegroepen vormen. Hun dochters blijven bij hen en krijgen op hun beurt kittens, zodat een matriarchale groep ontstaat. Zonen verlaten de groep wanneer ze geslachtsrijp worden.
Geluiden
Katten maken een laag zoemgeluid dat spinnen wordt genoemd. Het is een manier om allerlei gevoelens uit te drukken, van angst en pijn tot tevredenheid.[4] In de omgang met mensen is het meestal een teken dat ze tevreden zijn, soms dat ze hulp nodig hebben. Dit geluid wordt voortgebracht door trillingen van de stembanden.[6] Spinnen is een communicatiemiddel tussen kittens en moeders. Kittens kunnen spinnen als ze een week oud zijn.
Daarnaast kan een kat miauwen (of mauwen), grommen, sissen, blazen, schreeuwen, piepen. Klappertanden, kermen en trillen (waarbij de kat soms een 'mekkerend' geluid laat horen) doet een kat tijdens het flemen. Klik hier (info / uitleg) om spinnen en mauwen te horen.
Communiceren met katten
Er zijn verschillende communicatieve signalen van katten die zij ook begrijpen wanneer ze door mensen gegeven worden. Communiceren met een kat zal de band met de kat wederzijds versterken. Enkele voorbeelden:[20]
Blazen: het sissende blaasgeluid geeft aan dat een kat angstig is en niet benaderd wil worden. Zelf als 'straf' blazen naar een kat heeft dus geen zin, je geeft dan het signaal dat je zelf bang bent en met rust gelaten wil worden.
Beide ogen (langzaam) samenknijpen: staren is in kattentaal een bedreiging. Het samenknijpen van de ogen betekent dat een kat niets kwaads in de zin heeft en dient dus om agressie te voorkomen.
Spinnen en tegelijk nagels uitsteken: de kat bedoelt daarmee dat hij zich veilig voelt bij de mens.
Kopjes geven: in de wangen van de kat zitten geurklieren. Door kopjes te geven tegen voorwerpen, markeert de kat dat voorwerp. De geur geeft het signaal dat alles 'veilig' is en geeft een gevoel van 'thuis'.
Vastnemen bij het nekvel: in tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, neemt een moederpoes haar kittens nooit in het nekvel. Ze neemt ze wel vast in de nekspier. Ze doet dit tot ongeveer 3 weken ouderdom, wanneer ze de kittens naar een nieuw nest brengt of terug naar het nest wil brengen. In het nekvel nemen om te straffen doen katten nooit. Enkel bij de paring zal de kater de poes in het nekvel bijten om haar te fixeren.

cavia
Cavia's eten van hun eigen ontlasting (coprofagie); dit is normaal en noodzakelijk voor hun spijsvertering. Er zit onder andere Vitamine B en vezels in deze ontlasting. Dit gedrag is mogelijk een aanpassing aan de matige verteerbaarheid van hun normale dieet, zoals ook de herkauwers daar hun eigen manier voor hebben gevonden in de vorm van meerdere magen en herkauwen van het voedsel. Als cavia's keutels eten nemen ze deze meestal direct uit de anus. Deze keutels hebben een andere, zachtere consistentie dan de normale droge en stevige uitwerpselen. Hiernaar is echter weinig systematisch onderzoek gedaan; hypothesen zijn onder andere dat hiermee de darmflora op peil wordt gehouden en dat in de darm ontstane verteringsproducten en door bacteriën geproduceerde vitaminen beter worden opgenomen.
Caviajong, ongeveer een week oud
Cavia's hebben een uitgebreid assortiment aan onderlinge communicatie. Veel van deze communicatie is vocaal. De meest waargenomen uitingen zijn:
Het "fluiten", een hoge harde reeks van piepgeluiden die worden gemaakt om aandacht te trekken. In het wild roepen ze hiermee elkaar en tegen mensen maken ze dit geluid om om eten te vragen.
Zachte piepjes, op een babbelende manier. Dit is meestal een vrolijke cavia die laat weten dat hij of zij er is.
Kreunend piepen. Een uiting van pijn of ongemak.
Kort Spinnen zoals een huiskat (vaak ongeveer een seconde). Dit gaat meestal gepaard met een trillend lijf terwijl de cavia stilstaat. Mensen kennen dit geluid vooral bij cavia's die geaaid worden. Soms maken cavia's dit geluid als ze een hard of hoog geluid horen, zoals bij het gerinkel van sleutels.
Langer spinnen als een huiskat, terwijl de cavia langzaam loopt en het lijf heen en weer wiebelt (dansen). Cavia's die elkaar proberen te versieren maken dit geluid tegen elkaar. Maar ook mannetjes die elkaar willen intimideren doen dit tegen elkaar. Eveneens is dit gedrag vastgesteld bij cavia's die alleen met elkaar spelen.
Klappertanden. Een teken van boosheid of angst.
Knarsetanden. De cavia heeft trek in iets lekkers. Dit kan ook een teken van pijn of ongemak zijn.[6]
Tjilpen. Dit geluid is zeer zeldzaam bij cavia's. Het is nog niet duidelijk waarom een cavia dit geluid maakt. Een reden die wordt gesuggereerd is dat de betreffende cavia een waker is. Het geluid is dan bedoeld als waarschuwing voor de rest van de groep.
Popcornen. De cavia rent en maakt gekke sprongen waarbij soms het hoofd wordt geschud of abrupt in de lucht van richting wordt veranderd. Dit is een teken dat de cavia heel vrolijk is. Het lijkt heel veel op het bokken wat paarden doen als ze vrolijk zijn.
Sommige cavia's kunnen schootzindelijk worden. Naarmate een cavia volwassen wordt, kan hij of zij besluiten dat de schoot geen goede wc is en probeert signalen af te geven dat zij of hij weg wil. Dit uit zich vaak in ineens onrustig gedrag, piepen of zachtjes in de vingers bijten.
Maak jouw eigen website met JouwWeb